ABDEFGHIJ
1
Om dit doelenboek te bewerken maak je een kopie naar je eigen drive.
Lees in
dit artikel meer over het maken van aanpassingen in dit doelenboek.
2
Klanken & Letters
Opmerking
3
eIk weet wat een lange-, korte-, tweetekenklank en medeklinker is en wat het verschil daartussen is.
4
5
Woorddelen
Opmerking
6
aIk weet wat een lettergreep is en hoe ik die kan herkennen.
7
bIk weet wat klankgroepen zijn en hoe ik die kan herkennen.
8
dIk weet wat een grondwoord is en hoe ik dat kan herkennen.
9
eIk weet wat een voorvoegsel is en hoe ik dat kan herkennen.
10
fIk weet wat een achtervoegsel is en hoe ik dat kan herkennen.
11
12
Uitspraak
Opmerking
13
aIk weet wat een klemtoon is en hoe ik die kan herkennen.
14
bIk weet wat een stomme e ofwel de sjwa-klank is en hoe ik die kan herkennen.
15
16
Woordvormen
Opmerking
17
aIk weet wat een enkelvoud en meervoud is en wat het verschil daartussen is.
18
bIk weet wat een verkleinwoord is en hoe ik dat kan herkennen.
19
cIk weet wat een samenstelling is en hoe ik die kan herkennen.
20
21
Woordsoorten
Opmerking
22
aIk weet wat een zelfstandig naamwoord is en hoe ik dat kan herkennen.
23
bIk weet wat een werkwoord is en hoe ik dat kan herkennen.
24
cIk weet wat een lidwoord is en hoe ik dat kan herkennen.
25
dIk weet wat een bijvoeglijk naamwoord is en hoe ik dat kan herkennen.
26
eIk weet wat een voorzetsel is en hoe ik dat kan herkennen.
27
28
Zinsdelen
Opmerking
29
aIk weet wat een persoonsvorm is en hoe ik die kan herkennen.
30
bIk weet wat een onderwerp is en hoe ik dat kan herkennen.
31
32
Werkwoorden
Opmerking
33
aIk weet wat de infinitief ofwel het hele werkwoord is en hoe ik dat kan herkennen.
34
bIk weet wat de stam van het werkwoord is en hoe ik die kan herleiden.
35
cIk weet wat de tegenwoordige tijd en verleden tijd is en wat het verschil daartussen is.
36
dIk weet wat de 1e, 2e en 3e persoon is en hoe ik die kan herkennen.
37
kIk weet hoe het ezelsbruggetje ‘t kofschip-x werkt en hoe ik dit kan toepassen.
38
39
sch~ & schr~
Opmerking
40
bIk kan uitdagende woorden met sch~ zoals 'schilder' spellen.
41
dIk kan uitdagendere woorden met schr~ zoals 'tijdschrift' spellen.
42
fIk kan uitdagende woorden met sch zoals 'schilder' en 'handschrift' spellen.
43
44
~ng & ~nk
Opmerking
45
bIk kan uitdagende woorden met ~ng zoals ‘slinger’ spellen.
46
dIk kan uitdagende woorden met ~nk zoals 'donker' spellen.
47
fIk kan uitdagende woorden met ~ng en ~nk van elkaar onderscheiden en spellen.
48
49
f~ & v~
Opmerking
50
aIk kan woorden met f~ zoals ‘fiets’ spellen.
51
bIk kan woorden met v~ zoals ‘vlag’ spellen.
52
cIk kan woorden met f~ en v~ van elkaar onderscheiden en spellen.
53
dIk kan ongelede woorden met ~f~ en ~v~ zoals ‘tafel’ en ‘oven’ van elkaar onderscheiden en spellen.
54
55
s~ & z~
Opmerking
56
aIk kan woorden met s~ zoals ‘slot’ spellen.
57
bIk kan woorden met z~ zoals ‘zaag’ spellen.
58
cIk kan woorden met s~ en z~ van elkaar onderscheiden en spellen.
59
dIk kan ongelede woorden met ~s~ en ~z~ zoals ‘geiser’ en ‘keizer’ van elkaar onderscheiden en spellen.
60
61
~eer & ~oor & ~eur
Opmerking
62
aIk kan woorden met ~eer zoals ‘peer’ spellen.
63
bIk kan woorden met ~oor zoals ‘boor’ spellen.
64
cIk kan woorden met ~eur zoals ‘deur’ spellen.
65
dIk kan woorden met ~eer, ~oor en ~eur van elkaar onderscheiden en spellen.
66
67
~aai & ~ooi & ~oei
Opmerking
68
aIk kan woorden met ~aai zoals ‘haai’ spellen.
69
bIk kan woorden met ~ooi zoals ‘hooi’ spellen.
70
cIk kan woorden met ~oei zoals ‘boei’ spellen.
71
dIk kan woorden met ~aai, ~ooi en ~oei van elkaar onderscheiden en spellen.
72
73
~uw & ~eeuw & ~ieuw
Opmerking
74
aIk kan woorden met ~uw zoals ‘sluw’ spellen.
75
bIk kan woorden met ~eeuw zoals ‘leeuw’ spellen.
76
cIk kan woorden met ~ieuw zoals ‘nieuws’ spellen.
77
dIk kan woorden met ~uw, ~eeuw en ~ieuw van elkaar onderscheiden en spellen.
78
79
~aar & ~uur
Opmerking
80
aIk kan woorden met ~aar zoals ‘molenaar’ spellen.
81
bIk kan woorden met ~uur zoals ‘vuur’ spellen.
82
83
~ing & ~isch
Opmerking
84
aIk kan woorden met ~ing zoals ‘woning’ spellen.
85
86
Stomme e in voorvoegsel
Opmerking
87
aIk kan woorden met ge~ zoals ‘gebak’ spellen.
88
bIk kan woorden met be~ zoals ‘beschuit’ spellen.
89
cIk kan woorden met ver~ zoals ‘verbod’ spellen.
90
dIk kan woorden met te~ en me~ zoals ‘teveel’ en ‘meloen’ spellen.
91
92
Stomme e in achtervoegsel
Opmerking
93
aIk kan woorden met ~el zoals ‘sleutel’ spellen.
94
bIk kan woorden met ~er zoals ‘anker’ spellen.
95
cIk kan woorden met ~en zoals ‘kaarten’ spellen.
96
dIk kan woorden met ~te zoals ‘groente’ spellen.
97
eIk kan woorden met ~em zoals ‘bliksem’ spellen.
98
fIk kan woorden met ~e zoals ‘aarde’ spellen.
99
100
Overige stomme e
Opmerking