Oefenopgaven Hoofdstuk 2

JavaScript isn't enabled in your browser, so this file can't be opened. Enable and reload.

De Staat

Vraag 1: Wat was een belangrijke reden voor de opkomst van de eerste staten? *

1 point

A. Het gebruik van technologie zoals de stoommachine

B. De noodzaak voor organisatie en beheer van middelen

C. Het nomadische karakter van jager-verzamelaarsgemeenschappen

D. De industrialisatie en globalisering

Vraag 2: Wat wordt gezien als een belangrijk keerpunt in de ontwikkeling van de moderne staat? *

1 point

A. De opkomst van de landbouw

B. De Vrede van Westfalen in 1648

C. De Tweede Wereldoorlog

D. De uitvinding van het schrift

Vraag 3: Wat is een kenmerk van de vroegste staten, zoals die in Mesopotamië en Egypte? *

1 point

A. Ze waren gebaseerd op democratische principes

B. Hun leiders rechtvaardigden hun macht vaak door religieuze concepten

C. Ze werden bestuurd door parlementen met gedeelde macht

D. Ze hadden vaste grenzen en scheiding van machten

Vraag 4: Welke gebeurtenis vestigde het principe van soevereiniteit in Europa? *

1 point

A. De Industriële Revolutie

B. De Renaissance

C. De Vrede van Westfalen

D. De Franse Revolutie

Vraag 5: Wat is GEEN criterium van een staat volgens het Verdrag van Montevideo? *

1 point

A. Een permanente bevolking

B. Een functionerend economisch systeem

C. Een afgebakend grondgebied

D. Het vermogen om internationale betrekkingen aan te gaan

Vraag 6: Wat betekent "interne soevereiniteit"? *

1 point

A. Het recht om deel te nemen aan internationale betrekkingen

B. Het exclusieve gezag binnen het eigen grondgebied

C. Het recht om militaire allianties aan te gaan

D. De macht van internationale organisaties over een staat

Vraag 7: Hoe wordt een statenbond (confederatie) gekarakteriseerd? *

1 point

A. Een sterke centrale autoriteit met weinig autonomie voor de lidstaten

B. Volledige onafhankelijkheid van de lidstaten met een zwak centraal gezag

C. Een systeem waarin alle macht bij de federale overheid ligt

D. Een bestuursvorm zonder grenzen tussen lidstaten

Vraag 8: Wat is een voorbeeld van een bondstaat (federatie)? *

1 point

A. Frankrijk

B. Suriname

C. Verenigde Staten

D. Noord-Korea

Vraag 9: Wat onderscheidt een gedecentraliseerde eenheidsstaat van een gecentraliseerde eenheidsstaat? *

1 point

A. Gedecentraliseerde eenheidsstaten hebben geen nationale overheid

B. Gedecentraliseerde eenheidsstaten delegeren bevoegdheden aan regionale overheden

C. Gedecentraliseerde eenheidsstaten hebben geen regionale of lokale overheden

D. Gedecentraliseerde eenheidsstaten bestaan alleen in Europa

Vraag 10: Welke van de volgende stellingen is WAAR over Suriname? *

1 point

A. Suriname is een bondstaat met volledige autonomie voor districten

B. Suriname is een gedecentraliseerde eenheidsstaat, maar functioneert vaak sterk gecentraliseerd

C. Suriname heeft geen districtsverordeningen volgens de grondwet

D. Suriname wordt internationaal gezien als een confederatie

Vraag 11: Wat wordt bedoeld met het "monopolie op legitiem gebruik van fysieke macht" zoals beschreven door Max Weber? *

1 point

a) Dat de staat burgers fysiek mag opsluiten.

b) Dat alleen de staat het recht heeft geweld te gebruiken binnen zijn grondgebied, mits dit volgens wetten gebeurt.

c) Dat geweld altijd moreel verantwoord moet zijn volgens natuurrechtelijke principes.

d) Dat de staat religieuze autoriteit moet verkrijgen om geweld te mogen gebruiken.

Vraag 12: Welke van de onderstaande situaties illustreert externe soevereiniteit? *

1 point

a) Een staat voert eigen belastingwetten in zonder inmenging van andere staten.

b) Een staat onderhandelt een handelsverdrag zonder externe bemoeienis.

c) Een staat vaardigt een wet uit die geldt voor al zijn inwoners.

d) Een staat verdedigt zijn interne grens tegen lokale opstanden.

Vraag 13: Wat is een kenmerk van een bondstaat (federatie)? *

1 point

a) In een bondstaat hebben deelstaten geen enkele autonomie.

b) In een bondstaat hebben deelstaten volledige autonome.

c) In een bondstaat is de centrale overheid verantwoordelijk voor het buitenlands beleid.

d) In een bondstaat staat de eigen grondwet boven de federale grondwet.

Vraag 14: Hoe heeft de uitvinding van de landbouw bijgedragen aan de opkomst van de staat? *

1 point

a) Door het creëren van een mobiele levensstijl die sociale hiërarchieën bevorderde.

b) Door het mogelijk maken van bevolkingsgroei, sociale specialisatie, en vaste nederzettingen.

c) Door het monopoliseren van geweld binnen nomadische gemeenschappen.

d) Door het stimuleren van grensoverschrijdende handelsbetrekkingen.

Vraag 15: Wat is volgens het Verdrag van Montevideo niet vereist voor een entiteit om als staat te worden beschouwd? *

1 point

a) Een permanent grondgebied met duidelijk afgebakende grenzen

b) Een bevolking met juridische en sociale banden met de staat

c) Internationale erkenning door andere staten

d) Een overheid die effectief gezag uitoefent

Vraag 16: Waarom vormt globalisering een uitdaging voor externe soevereiniteit? *

1 point

a) Omdat internationale samenwerking leidt tot minder behoefte aan territoriale integriteit

b) Omdat staten hun autonomie verliezen door grensoverschrijdende vraagstukken zoals klimaatverandering en handel

c) Omdat globalisering de rol van nationale overheden in binnenlandse wetgeving versterkt

d) Omdat internationale erkenning afhankelijk wordt van economische prestaties

Vraag 17: Welke eigenschap onderscheidt interne soevereiniteit het meest van externe soevereiniteit? *

1 point

a) Interne soevereiniteit betreft de juridische capaciteit om verdragen te sluiten.

b) Interne soevereiniteit verwijst naar het recht om wetten en regels binnen de staat af te dwingen.

c) Externe soevereiniteit richt zich op het monopolie op geweld buiten de staatsgrenzen.

d) Externe soevereiniteit verwijst naar de rol van religie in het staatsgezag.

Vraag 18: Hoe onderscheidt een gecentraliseerde eenheidsstaat zich van een gedecentraliseerde eenheidsstaat? *

1 point

a) Een gecentraliseerde eenheidsstaat heeft geen wetgevende macht op lokaal niveau.

b) In een gecentraliseerde eenheidsstaat zijn districten verplicht om eigen regelgeving te formuleren.

c) Een gedecentraliseerde eenheidsstaat geeft volledige autonomie aan regionale overheden.

d) In een gedecentraliseerde eenheidsstaat kan de centrale overheid regionale bevoegdheden intrekken.

Vraag 19: Waarom zou de legitimiteit van een staat zoals Noord-Korea in twijfel worden getrokken ondanks de formele criteria van het Verdrag van Montevideo? *

1 point

a) Omdat Noord-Korea geen effectieve regering heeft.

b) Omdat het gebrek aan erkenning door internationale organisaties soevereiniteit ondermijnt.

c) Omdat de wetten en praktijken van het regime als onrechtvaardig en repressief worden beschouwd.

d) Omdat het territoriale geschillen heeft met buurlanden.

Vraag 20: Waarom kan Suriname formeel als een gedecentraliseerde eenheidsstaat worden beschouwd, maar functioneert het in de praktijk vaak gecentraliseerd? *

1 point

a) Omdat districtsverordeningen wettelijk verboden zijn.

b) Omdat districten onvoldoende middelen en expertise hebben om hun bevoegdheden effectief uit te voeren.

c) Omdat de centrale overheid weigert districtsverordeningen goed te keuren.

d) Omdat de Grondwet geen decentralisatie van bevoegdheden toelaat.

Vraag 21. Stellingen:

I . Suriname is een eenheidsstaat.

II. Suriname is een meervoudige staat.

1 point

a. I is juist, II is onjuist

b. I is onjuist, II is juist

c. I en II zijn onjuist

d. I en II zijn juist

Submit

Clear form

This content is neither created nor endorsed by Google. - Terms of Service - Privacy Policy

Does this form look suspicious? Report

Forms