Zwarte Piet en Witte Klaas

Beeldvorming in de sinterklaastraditie

 

door Bianca Berends

 

Is onze vrijgevige goedheiligman nog welkom in multicultureel Nederland?

Elk jaar rond november laait deze discussie weer op. Opvallend is dat deze iedere keer ook weer vastloopt. Een van de belangrijkste redenen hiervoor is dat tot nu toe niemand op een wetenschappelijke manier heeft gekeken naar de vraag: zijn er daadwerkelijk elementen in de traditie die als racistisch bestempeld kunnen worden?

Uit een opiniepeiling, gehouden in 1996[1], blijkt dat de verdeling tussen voor -en tegenstanders van het Sinterklaasfeest scheef is. Slechts twee procent van de Nederlandse bevolking vindt dat het huidige sinterklaasfeest moet veranderen. Maar liefst 96 procent ziet het sinterklaasfeest als een oude traditie die niets met discriminatie te maken heeft. De overige 2 procent heeft geen mening. Opvallend is dat de discussie wordt gekenmerkt door een passieve houding van de tegenstanders en een actieve houding van de voorstanders van verandering. Diverse antiracisme bewegingen  en anti-Zwarte-Piet organisaties werpen zich op voor verandering. Het Sint-Nicolaas Genootschap is de enige instantie die aangeeft dat de traditie niet aangepast moet worden. Volgens hen is het sinterklaasfeest onderdeel van het Nederlands cultureel erfgoed.

De opzet van dit artikel is niet om Sinterklaas van racisme te beschuldigen, maar om de lezer kennis te laten maken met de feiten rondom het sinterklaasfeest.

De herkomst

De sinterklaasviering kent een lange geschiedenis. Het feest is niet altijd gevierd zoals dat vandaag de dag in Nederland gebeurt. Het is in de Middeleeuwen begonnen met verschillende vieringen rondom de heilige Sint-Nicolaas. In de loop der tijd is dit veranderd tot een viering met een geseculariseerde Sinterklaas en zijn knecht. Als middeleeuwse heilige was hij in heel Europa populair, de kindervriend die hij tegenwoordig is, is alleen in Nederland bekend.

Jan Schenkman, een Amsterdams schoolhoofd, heeft voor een groot deel de basis gelegd voor het moderne sinterklaasfeest. In 1850 schreef hij het boekje ‘Sint-Nicolaas en zijn knecht’. Dit was de eerste keer dat een verhaal geheel aan Sinterklaas werd gewijd. Voor die tijd speelde Sinterklaas slechts een bijrol in verhalen over anderen. Ook introduceerde Schenkman in dit verhaal de zwarte knecht van de Sint.[2]

Waar komt deze figuur - jong, zwart en als page gekleed – vandaan? Als je naar de voorafgaande eeuwen kijkt, is hij uit de lucht komen vallen. In de literatuur zijn verschillende theorieën over zijn herkomst. Zo wordt hij in verband gebracht met de duivel die tot aan de Reformatie een onderdeel vormde van de Sint-Nicolaaslegenden en van verschillende volks vieringen.[3] Ook is het mogelijk dat de figuur Zwarte Piet zijn oorsprong vindt in de portretschilderkunst van de zeventiende en achttiende eeuw. Hierop staan regelmatig ‘moren’ als page gekleed.[4] Volgens een andere, minder voor de hand liggende theorie zou Zwarte Piet afstammen van Italiaanse schoorsteenvegers die naar Nederland kwamen om te werken.[5]

Het valt op dat er in cultuur-historische literatuur niet geschreven wordt over de mogelijke invloed van kolonialisme op de ontwikkeling van de viering. Een aantal elementen in de traditie vertonen namelijk wel gelijkenissen met de verhouding tussen de koloniale meester en zijn slaaf; Sinterklaas is wit en de baas, Zwarte Piet is zwart en de knecht. Na de Tweede Wereldoorlog komen in de viering een heleboel Zwarte Pieten voor en nog altijd één witte baas. In 1994 verscheen het verhaal De val van Sinterklaas van Henk Figee. Hierin wordt Sinterklaas bijna als een slavendrijver geportretteerd:

“De knechten kwamen van alle kanten aanrennen en joegen elkaar langs de regenpijpen (...) het dak op. Even later stond Sinterklaas tevreden met de handen in de zij (...) in het midden van de tuin. (...) En hoewel het warm was, Sinterklaas hield van dit moment. Het was dat hij altijd medelijden kreeg met de vijfenzeventig trouwe knechten die roerloos op het dak stonden. Maar anders had hij ze de hele middag laten staan. Niets kon hem zo ontroeren als vijfenzeventig paar ogen die hem van boven zenuwachtig aankeken. (...) En bij de laatste knecht aangekomen, stortte de eerste knecht bijna door zijn knieën van warme ellende.

Er zijn ook elementen in de viering die een relatie met het koloniale verleden tegenspreken. Zo straft Sinterklaas Zwarte Piet nooit. Daarnaast mag Zwarte Piet stoute kinderen bestraffen, iets wat voor een slaaf ondenkbaar is. Uit de teksten van Schenkman is niet te achterhalen of het kolonialisme de traditie direct heeft beïnvloed. Hij heeft geen teksten nagelaten waaruit zijn standpunt over kolonisatie en slavenhandel blijkt.

De oorsprong van Zwarte Piet is tot op de dag van vandaag niet duidelijk.

Misschien is Schenkmans zwarte knecht ontstaan uit meerdere van de bovengenoemde bronnen, wellicht leek het hem gewoon een leuke tegenstelling of vond hij dat Sinterklaas gezien zijn leeftijd best een hulpje kon gebruiken.

Sinterklaasverhalen

De herkomst van Zwarte Piet mag onduidelijk zijn, de ontwikkeling van het stereotype van Zwarte Piet is dat niet. Uit de analyse van sinterklaasverhalen blijkt dat de auteurs van deze verhalen, bewust of onbewust, wel degelijk een verband leggen tussen zwarten[6] en Zwarte Piet. Zwarte stereotypen en de scheve machtsverhouding tussen zwart en wit worden weerspiegeld in de houding van Zwarte Piet en zijn relatie tot Sinterklaas. Deze conclusies heb ik getrokken nadat ik 70 sinterklaasverhalen heb onderzocht op 42 variabelen, zoals ‘Sint wordt Heer of Meester genoemd’ of ‘Piet spreekt dialect’.[7] De verhalen, die tussen 1913 en 1998 geschreven zijn,  zijn onderzocht op overeenkomsten tussen stereotypen en vooroordelen van witte Nederlanders over zwarten door de eeuwen heen. Anders gezegd: is Zwarte Piet een representatie van zwarten?

Het blijkt dat veel stereotype beelden van zwarten letterlijk terug te vinden zijn in de verhalen. Zo wordt Zwarte Piet in de eerste helft van de twintigste eeuw voornamelijk afgebeeld volgens vaste uiterlijke kenmerken, overeenkomstig de wijze waarop zwarte mensen in kinderboeken worden afgebeeld. Een bekend voorbeeld hiervan is Sjimmie in de oude stripalbums van Sjors en Sjimmie. Ringen in de oren, witte ogen en tanden, kroeshaar en dikke lippen zijn kenmerken die zowel in beeld als tekst tot uiting komen. Opmerkelijk is dat Zwarte Piet in 35 procent van de verhalen ‘moor’ of ‘neger’ wordt genoemd. Hieruit kan worden opgemaakt dat er voor de oorlog geen twijfel over bestond dat Zwarte Piet zwart was van zichzelf en niet door bijvoorbeeld het roet uit een schoorsteen. Ook is Zwarte Piet duidelijk minderwaardig aan Sinterklaas. Dit komt overeen met de algemene denkbeelden die voor de Tweede Wereldoorlog over de verhouding tussen zwart en wit bestonden. Hij noemt Sinterklaas bijvoorbeeld ‘Heer’ of ‘Meester’. Zoals eerder gezegd verschilt de manier waarop Zwarte Piet zich tegenover kinderen gedraagt wel met de algemene denkbeelden over de verhouding tussen zwart en wit. De zwarte knecht is streng tegen de witte kinderen, dreigt ze in de zak te stoppen als ze niet luisteren en hij heeft een roe bij zich.

In de tweede helft van de twintigste eeuw verandert Zwarte Piet van een strenge knecht in zwarte clown met een spraakgebrek. Ook wordt hij steeds kinderlijker en dommer. Sinterklaas wordt in de eerste periode boos op Zwarte Piet omdat deze de Sint niet gehoorzaamd heeft. In de tweede periode zal de Sint eerder boos worden, omdat alles wat Zwarte Piet doet in de soep loopt. Het benadrukken van uiterlijke kenmerken als ogen, mond, tanden en haren verdwijnt wel uit teksten, maar in illustraties wordt hij nog steeds op deze manier afgebeeld. De link met zijn negroïde afkomst verdwijnt uit de meeste verhalen, maar komt in de laatste 25 jaar toch nog in 6 procent van de teksten voor. Een voorbeeld van een kinderlijke Zwarte Piet is te vinden in Sinterklaas: versjes en verhalen, het nieuwe knechtje van Sinterklaas uit 1950 van Nans Leeuwen:

“Foei, foei, is dát nu helpen inpakken’, zei de Sint. Maar in Holland was het anders, geen dak was er te steil en geen schoorsteen te hoog voor het nieuwe knechtje. (...) ‘Pietje’ riep hij [de Sint] kwaad, ‘wat is er met die zak gebeurd!’ Piet viel huilend op zijn knieën en vertelde Sinterklaas alles. ‘Had dat dan eerder gezegd domme jongen! Dan had ik je wel geholpen (...) het in orde te brengen.”

De ontwikkelingen binnen de traditie komen overeen met die in de samenleving. Na de Tweede Wereldoorlog ontwikkelt zich aan de ene kant een algemeen gedachtegoed dat racisme afwijst, aan de andere kant blijven er elementen in de cultuur bestaan die het racistisch discours voeden. In cultuurproducten, zoals strips, kinderboeken, schoolboeken, reclame, films, productverpakkingen en dergelijke, komt negatieve beeldvorming van zwarten voor. Tot op de dag van vandaag worden personen van negroïde afkomst in strips afgebeeld als bijvoorbeeld kannibalen en zijn ze ondergeschikt aan witte mensen. In reclames worden zwarten geassocieerd met bananen of ze worden afgebeeld als bosjesmannen.

 

Racisme

Uit het hierboven beschreven onderzoek heb ik geconcludeerd dat de sinterklaastraditie onderdeel is van het racistisch discours. Dit is niet zozeer het gevolg van racistische als meer van etnocentrische elementen in de viering, zowel met betrekking tot de verbeelding van Zwarte Piet, als de verhouding tussen hem en Sinterklaas.

Het feit dat Zwarte Piet inferieur is aan Sinterklaas en dat aan hem voornamelijk negatieve kenmerken worden toegekend, terwijl de Sint altijd in een positief daglicht staat, duidt niet per definitie op racisme. Het kan pas als racistisch bestempeld worden als er expliciete uitspraken worden gedaan die de scheve machtsverhouding tussen Sinterklaas en Zwarte Piet rechtvaardigen. Daarentegen wordt het in de verhalen impliciet wel duidelijk dat de één superieur is aan de ander. Zwarte Piet komt nooit beter uit de verf dan Sinterklaas. Deze is altijd slimmer, meer oplossingsgericht, statiger en dwingt meer respect af. Een voorbeeld hiervan is te vinden in het boek Sinterklaas´ verhalen van Jan Gelder (1998):

“Maar Sinterklaas, u zei toch vanmorgen: ‘ik moet nog zo veel cadeautjes kopen.’ (...) ‘Toen werd ik bang. Ik dacht, we hebben vast niet genoeg geld.’ ‘Niet genoeg geld?’ Ik [Sinterklaas] schudde hem door elkaar, alsof hij zelf een geldbus was. ‘Maar Peseto, je weet toch wel: Hoeveel oren heeft een haas? Twee! (...) Hoeveel voeten heeft een poes? Vier! (...) Hoeveel geld heeft Sinterklaas? Meer dan voldoende. Altijd!”

Het sinterklaasverhaal is meestal gesitueerd in een fantasiesetting. Hierdoor ontbreekt een bepaald realiteitsgehalte dat meestal  wel in andere kinderverhalen aanwezig is. In deze verhalen kan direct verwezen worden naar geschiedkundige feiten, zoals kolonialisme. In een sinterklaasverhaal zal dit niet voorkomen. De traditie draagt in zijn huidige vorm wel degelijk bij aan de instandhouding van het etnocentrische beeld waarin wit superieur is aan zwart. Daarmee bevestigt het feest de negatieve beeldvorming over zwarten.

 

Beeldvorming

De meeste Nederlanders beschouwen Sinterklaas als een onschuldig kinderfeest. Omdat het niet om een acuut maatschappelijk probleem gaat, zijn er mensen die de discussie niet willen aangaan. De meesten zijn zich er niet van bewust dat de viering bijdraagt aan de negatieve beeldvorming over zwarte mensen. De viering beïnvloedt vooral kinderen, voor wie het feest in eerste instantie bedoeld is. Onderzoek heeft aangetoond dat kinderen al rond driejarige leeftijd onderscheid maken naar sekse en huidskleur. Kleuters maken al onderscheid tussen mensen op basis van etnische, raciale en sociale categorieën en zien zichzelf als onderdeel van een bepaalde groep.[8]

Blanke en donkere kinderen kijken naar dezelfde televisieprogramma’s en tekenfilms en lezen dezelfde kinderboeken. Vaak worden zwarten als inferieur afgeschilderd, hierdoor wordt de dominerende groep, witte kinderen,  aangemoedigd een superioriteitsgevoel te ontwikkelen. Dit zal hun ideeën en identiteit kenmerken. Bij de donkere kinderen, de gedomineerde groep, zullen de negatieve beschrijvingen over henzelf en de positieve beschrijvingen over de andere groep, leiden tot een negatief zelfbeeld.

Er zijn maar weinig verhalen waarin de taakverdeling tussen zwart en wit zo duidelijk aanwezig is als in het sinterklaasverhaal. En juist dat verhaal komt elk jaar weer terug.

De verandering

Hoe zou het Sinterklaasfeest zich kunnen ontwikkelen, zodat beide partijen zich er mee kunnen verenigen? Op een aantal zwarte scholen, onder andere in Amsterdam, zijn al veranderingen doorgevoerd. De Zwarte Pieten zijn  vervangen door meerkleurige Pieten. De verschillend gekleurde Pieten stuiten veel Nederlanders tegen de borst, omdat deze geen geschiedenis hebben binnen de traditie.

André Haakmat, voorzitter van de bestuurscommissie Openbaar Primair Onderwijs in Amsterdam-Zuidoost, is van mening dat er best wel een Zwarte Piet op de scholen mag komen, mits deze zich niet ‘belachelijk gedraagt en niet onderdanig is aan Sinterklaas’.[9] Op zichzelf is het dus geen probleem dat Zwarte Piet zwart is, maar er moeten geen negatieve stereotyperingen aan hem toegekend worden. Het achterwege laten van het spraakgebrek en het accent van Zwarte Piet, een stereotypering die ook in veel kinderboeken aan zwarten toegekend wordt, zou bijdragen aan een neutraler sinterklaasfeest.

Een manier om de stereotype eigenschappen van Zwarte Piet te neutraliseren, is door blanke Pieten aan de traditie toe te voegen. Deze komen bovendien minder uit de lucht vallen dan meerkleurige Pieten. Vlak na de Tweede Wereldoorlog werd Sinterklaas tijdens zijn intocht in Amsterdam door witte Pieten begeleid. Hetzelfde geldt voor de intocht in Deventer in diezelfde periode.[10] Ook zijn er in de literatuur voorbeelden terug te vinden van witte knechten. Zo staat er op een afbeelding uit het einde van de achttiende eeuw, vermoedelijk de eerste afbeelding van Sinterklaas, een witte knecht naast de goed heiligman.[11] Op een affiche uit de tweede helft van de twintigste eeuw wordt Sinterklaas ook met een witte knecht afgebeeld.[12]

Niet alleen de figuur van Zwarte Piet zelf moet aangepast worden om het feest van haar etnocentrisch karakter te ontdoen, ook de machtsverhouding tussen de zwarte knecht en Sinterklaas moet onder de loep worden genomen. In de tweede helft van de twintigste eeuw is de hoofdpiet geïntroduceerd. Hiermee is de machtsafstand tussen de twee personages al een stuk kleiner geworden. Deze hoofdpiet, een intelligent personage, is de rechterhand van Sinterklaas. Hij zou pas helemaal gelijkwaardig zijn aan Sinterklaas, als hij ook op een paard door de stad zou gaan en evenals de Sint uit het ‘grote boek’ zou lezen.

Ik heb zoveel mogelijk gekeken naar minimale veranderingen en wijzigingen die een geschiedenis hebben binnen de traditie. Hiermee zouden etnocentrische elementen uit de viering kunnen verdwijnen, zodat de sinterklaasviering een feest wordt voor iedereen. De geschiedenis leert echter dat het volk de viering verandert en dat veranderingen die van bovenaf zijn opgelegd zelden worden doorgevoerd. Zowel de rooms-katholieke Kerk, de calvinisten als de anarchisten hebben pogingen gedaan om het feest naar hun hand te zetten, tevergeefs…[13]

 

 

 

 

Dit artikel is gebaseerd op de scriptie ‘Zwarte Piet en Witte Klaas’, B.A. Berends, Kunst en Cultuurwetenschappen, Erasmus Universiteit, Rotterdam, 2000.

 

 

 

 


[1] Wordt vermeld in het artikel: Meer Nederlanders vieren Sinterklaas, in Dagblad de Limburger (5 december 1996)

[2] Wel is er een oudere voorstelling van Sinterklaas met een knecht uit het begin van dezelfde eeuw. Dit is een koekprent van de firma Wed. J. Van Egmont uit circa 1800, waarop de Sint zittend op een paard is afgebeeld en naast hem een blanke man. Deze figuur is absoluut niet te herkennen als de knecht van de Sint, zoals hij in het moderne sinterklaasfeest voorkomt. Wel wordt hij in de begeleidende tekst beschreven als de knecht van de Sint. Zie ook het artikel van E. Boer-Dirks, Nieuw licht op Zwarte Piet, een kunsthistorisch antwoord op de vraag naar de herkomst van Zwarte Piet, in: Volkskundig Bulletin, tijdschrift voor Nederlandse Cultuurwetenschap (april 1993) 12

[3] L. Janssen, Nicolaas, de duivel en de doden (Utrecht 1993) 148

[4] Theorie van E. Boer-Dirks, Nieuw licht op Zwarte Piet in: Volkskundig Bulletin (april 1993)

[5] Bovenkerk, Vrolijke Schoorsteenvegers in: De Volkskrant (5 december 1990)

[6] Het is noodzakelijk om even kort stil te staan bij de term ‘zwart’. Net als bij de term ‘wit’’ gaat het om een sociale constructie. Het schaart verschillende etnische en culturele groepen onder één noemer, hetgeen in de praktijk niet gerechtvaardigd is, gezien de onderlinge verschillen. Hier worden de termen gebruikt als algemeen etnisch-cultureel theoretisch kader.

[7] Voor een uitgebreide beschrijving van het onderzoek zie: B.A. Berends, Zwarte Piet en Witte Klaas, afstudeerscriptie Kunst en Cultuurwetenschappen, Erasmus Universiteit Rotterdam (oktober 2000)

[8] Volgens de Social Learning Theory (Aboud 1988; Garcia Coll et al. 1996; Black-Gutman & Hickson 1996)

[9] Zonder Zwarte Piet is het geen sinterklaastfeest meer in: Het Parool (28 november 1997)

[10] Onduidelijk is hoe vaak deze Witte Pieten aanwezig zijn geweest bij intochten en wanneer er werd overgegaan op alleen Zwarte Pieten.

[11] Zie noot 2

[12] Frits Booy, 'Een grote verzameling Sint Nicolaasrealia, Sinterklaas op prent en muziek' in: Traditie (no 4 winter 1997) 9

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

[13] De Katholieke Kerk probeerde het feest minder volks te maken, de Calvinisten verboden het openlijk vieren van Sinterklaas, omdat deze een katholieke heilige was en de anarchisten betrokken Sinterklaas in een klassenstrijd.