Published using Google Docs
leskaart KB 1 Tijd van monniken en ridders
Updated automatically every 5 minutes

Paragraaf 1: De Romeinen verdwijnen

Problemen aan de grenzen:

- Je moet kunnen uitleggen waarom het in de Derde eeuw onrustig werd in Europa.

Onrust binnen en buiten het rijk:

- Je moet kunnen uitleggen wanneer het Romeinse Rijk uiteenviel in twee delen.

- Je moet de namen weten van de beide Romeinse Rijken .

- Je moet kunnen uitleggen wat we bedoelen met de grote volksverhuizingen.

- Je moet 2 verschillende Germaanse Stammen kunnen benoemen die het Romeinse

   Rijk binnenkomen.

- Je moet kunnen benoemen wanneer de Middeleeuwen beginnen

Na de Romeinen:

- Je moet een veranderingkunnen beschrijven die plaatsvonden na het verdwijnen van

  de Romeinen.

- Je moet kunnen uitleggen wat het Frankische Rijk was en waar het lag.

- Je moet een bekende koning van het Frankische Rijk kunnen benoemen.

Paragraaf 2: Leven op een domein

Moeilijke tijden:

- Je moet kunnen uitleggen waarom arme boeren hulp zochten bij een rijke boer.

- Je moet kunnen uitleggen wat een domein is.

- Je moet kunnen uitleggen wat horigen zijn.

Werken voor een heer:

- Je moet kunnen omschrijven welke plichten de horigen hadden naar hun heer toe.

- Je moet kunnen uitleggen wat herendiensten zijn.

Alles zelf maken:

- Je moet kunnen uitleggen hoe mensen ervoor zorgden dat ze alles hadden wat ze

nodig hadden.

- Je moet kunnen uitleggen wat de boeren terug kregen in ruil voor al hun verplichtingen.

- Je moet kunnen uitleggen wat het hofstelsel inhield.

Paragraaf 3: Een Christelijke samenleving.

Willibrord en Bonifatius:

- Je moet kunnen uitleggen waarom christenen Germanen graag wilden bekeren?

- Je moet kunnen uitleggen wie Willibrord en Bonifatius waren en waarom zij bekend

werden.

- Je moet kunnen uitleggen wat kloosters zijn.

De organisatie van de Kerk:

- Je moet kunnen uitleggen waarom Christenen naar de kerk gaan.

- Je moet kunnen uitleggen wat geestelijken zijn en wat hun taken waren.

- Je moet kunnen uitleggen wie de Paus was/is.

- Je moet kunnen uitleggen wat bisschoppen zijn.

Een opgedeelde samenleving:

- Je moet kunnen uitleggen hoe de standensamenleving in elkaar zat.

- Je moet kunnen uitleggen wie welke taak had in de standensamenleving.

Paragraaf 4: De opkomst van de Islam

Het begin van de Islam:

- Je moet kunne uitleggen waar de Islam is ontstaan en waarom het daar was ontstaan.

- Je moet kunnen uitleggen woe Mohammed is en waarom hij bekend is geworden.

- Je moet kunnen uitleggen wanneer de islamitische jaartelling begon en waarom het

toen begon.

De verspreiding van de Islam:

- Je moet weten wat het heilige boek is van de moslims.

- Je moet kunnen uitleggen a.d.h.v. een kaart welke gebieden islamistisch zijn

geworden.

- Je moet een belangrijke islamitische stad in Europa kunnen benoemen .

Belangrijke plaatsen:

- Je moet een aantal belangrijke plaatsen voor de Islam kunnen aanwijzen op de kaart

   buiten Europa.

- Je moet kunnen uitleggen wat moskeeën zijn.