Maken en gebruiken van papierklei/porselein

Het gebruiken van papierklei of papierporselein kent de laatste jaren heel veel opgang, vooral omwille van een aantal onmiskenbare voordelen die aan het materiaal zijn toe te schrijven.

Het toevoegen van vezels zorgt ervoor dat er een grotere samenhang ontstaat in de structuur van de materie, de gedroogde (nog ongebakken) klei is veel minder broos en daardoor veel gemakkelijker te hanteren, zeker bij flinterdun werk.

De krimp tijdens het droogproces is te verwaarlozen, zodat je ook zonder veel risico's zelfs droge stukken op of met elkaar kan verlijmen.

Door die zeer geringe krimp is het risico op scheuren, barstjes enz tijdens het droogproces ook bijna onbestaand.

Grote plakken zijn nog steeds heel goed hanteerbaar, je kan ook heel dun werken zonder het gevoel van extreme broosheid te ervaren terwijl je het materiaal bewerkt.

Ook dik werken, tot zelfs massief is best mogelijk, en mogelijk ingesloten kleine luchtbelletjes vinden tijdens het bakken vaak nog een uitweg doorheen de kleine kanaaltjes die overblijven na het wegbranden van de vezels.

Het is ook mogelijk om vreemde materialen te gebruiken en te verwerken met de papierklei (ijzerdraad ter ondersteuning, hout , kippengaas...)

Vezel- en papierkleien zijn ook goed geschikt voor raku-stook, pitt fire...  ze zijn zeer goed thermoshockbestendig.

Als je spreekt over voordelen dien je niet weg te stoppen dat er ook een aantal nadelen aan het materiaal zijn verbonden.

Kant-en klare papier-of vlasvezelkleien (of porseleinen) zijn natuurlijk interessant voor wie het karweitje van zelf aanmaken -waar toch wat extra energie in kruipt-niet echt ziet zitten, maar zijn beduidend duurder dan het zelfgemaakte spul.

Door de aanwezigheid van de vezels is het niet zo eenvoudig om heel strak te werken, zeker wanneer 'lange cellulosevezels' in de klei of porselein worden vermengd.

Het strak versnijden van plakken is niet altijd eenvoudig. Bij dunnere plakjes gaat het soms makkelijker om in plaats van een mes een schaar te gebruiken. Dit kleiner euvel kan je ook corrigeren wanneer je na een zachte biscuitbrand de ietwat rafelige randjes en hoeken bijwerkt met een fijn schuurpapiertje, wanneer de vezels zijn weggebrand. Wees op dat ogenblik wel voorzichtig, eenmaal de vezels zijn weggebrand zijn de stukken een stuk brozer, zeker op de lagere biscuittemperaturen.

Een van de nadelen van papier- en vezelkleien is het bakken: je moet in elk geval zorgen voor voldoende ventilatie en/of afzuiging van de rookgassen die optreden bij het wegbranden van de vezels. Wie regelmatig papierklei stookt in een electrische oven doet er goed aan om na elke biscuitbrand met papierklei een gewone biscuitbrand te doen zodat de weerstanden kunnen reoxideren.

De in de handel verkrijgbare vlasklei en vlasporselein mag je, zeker wanneer het gaat om fijne stukken, niet al te hoog bakken: de vlasvezel zet zich na het bakken om tot glas, dat deels gaat fungeren als smeltpuntverlagend middel, waardoor werkjes gemakkelijker gaan vervormen en of kunnen inzakken. Respecteer dus zo veel mogelijk de aangegeven baktemperaturen.

Hoe kan je zelf papierklei aanmaken?

Je kan zelf je papierpulp aanmaken met behulp van liefst niet al te kortvezelig papier. Zeer geschikt zijn oa toiletpapier of absorberend keukenpapier. Leg een aantal rollen te weken in water tot het water heel goed is geabsorbeerd en trek dan het materiaal in losse stukken. Laat alles een dagje staan tot de massa goed homogeen begint te worden en meng met een cementmixer  of stevige verfmenger tot je een lekker papje verkrijgt.

Je kan ook gewoon papierpulp kopen, die hoef je enkel maar op te lossen in water en goed te mengen.Geef ook hier het materiaal de tijd om rustig te kunnen zwellen.

Naast toiletpapier kan je ook gebruik maken van andere soorten papier (eierkartons, kranten...), hou er dan wel rekening mee dat een aantal vervuilingen kunnen optreden in je klei wanneer zich inkten en dergelijke mee gaan oplossen. Sommige inkten en kleurstoffen zijn gebaseerd op oxides die ook in keramiek worden aangewend.

Een tamelijk klassieke verhouding papier/klei is ongeveer een halve kilo droge papierpulp ten opzichte van 8 kg droog kleipoeder (+/- 10kg natte klei)

Maak van kleipoeder of gedroogde klei een dik kleislib, laat ook hier voldoende tijd om de kleideeltjes te laten zwellen en goed plastisch te worden, anders krijg je veel te veel klonters, en meng papierpulp en kleislib door elkaar. Laat een tijdje rusten (je mag gerust een paar weken wachten, wat stank moet je er dan wel bijnemen) en meng daarna alles nog eens zorgvuldig met een staafmenger.

Het vloeibare mengsel kan je nu naargelang behoefte uitgieten op een gipsplaat, zorg er voor dat je af en toe de kleimassa even controleert om te zien dat ze gelijkmatig uitdroogt en ga ze daarna- wanneer ze daar stevig genoeg voor is- goed doorkneden. Vanaf dan kan je ze inpakken in plastiek en gebruiken net als andere klei.

Hieronder vind je de nodige gegevens voor een interessant boekje waarin je nog een pak informatie kan terugvinden over papierklei, opbouwtechnieken, andere toevoegingen, technische gegevens enz.

Daarnaast heb ik ook nog een titel gevonden van een boekje dat zou moeten uitgegeven zijn door het Europees Keramisch Werkcentrum, maar ik heb geen idee of het daar nog zou beschikbaar zijn.??

_________________________________________________________

Vezelklei

Door Anton Reijnders, Europees Keramisch Werkcentrum

Gepubliceerd door Europees Keramisch Werkcentrum, 2002

___________________________________________________

Paper Clay

Door Rosette Gault

Gepubliceerd door University of Pennsylvania Press, 2005

ISBN 0812218957, 9780812218954

144 pagina's

___________________________________________________________